ArcGIS REST Services Directory Login | Get Token
JSON

CHK2 (OGCFeatureServer)


ID: 469
OBJECTID: 469
HERKOMST: CHK States en stinzen Fryslan 2010
GEBRUIKTEO: Top10NL 2008
UNIEK_ID: 1145
UNI_NAAM: Tiaerda
BUI_ID: 145
BUI_NAAM: TJAARDA
STI_ID: 88
STI_NAAM: Tiaerda
STI_PLAATS: Rinsumageest
BP_ID: 8822
BP_NAAM: Tjaarda (Sch. en E.)
SIF_ID: 286
SIF_NAAM: Tjaarda State (Rinsumageest)
PNN_ID: 524
PNN_NAAM: Tiaerda
NAUWKEURIGHEID: Duidelijke ligging
BEBOUWING: TOP10NL 2008
OPM_BEBOUWING: Van de State is niets meer terug te vinden (SIF).
JR_NOOMEN: <1223
JR_SIF: <1450
OPM_JAAR: In 1834 afgebroken (SIF).
OPM_ALGEMEEN: Noomen: "Wat ouderdom, aanzien en de allure van haar huis betreft behoorde de familie Tjaerda tot de belangrijkste in Friesland." "Al vroeg wordt Rinsumageest als de woonplaats van aanzienlijken genoemd. In de tweede helft van de 11de eeuw woonde hier Ulbrand, die schout was; zijn verwanten werden als "edelen" (nobiles) aangeduid. Vanwege de ligging van Tjaerda-huis en Juwsma-huis in Rinsumageest dicht tegen een in oorsprong grafelijk domein aan, ligt de veronderstelling voor de hand dat de Tjaerda's rechtsopvolgers van deze grafelijke ambtenaar waren. Honderdvijftig jaar later, in 1223, wordt in de kroniek van Wittewierum in de omgeving van Dokkum een castellum Thitardi genoemd. Tegen de achtergrond van de naamsvorming bij de oudste stinzen uit persoonsnamen zou daarmee de "Tjaerda-stins" bedoeld kunnen zijn. Honderdtwintig jaar, in 1341, later woonde in Rinsumageest een aanzienlijke leek Thitard met ondermeer de zonen Hessel, naar wie de Juwsma's genoemd kunnen zijn (zie bij Juwsma), en Sidachus, van wie de Tjaerda's zouden kunnen afstammen. De eerste geheel zekere bewoner van Tjaerda-huis was Sydze Thiarda upter Gaest, op zijn zegel Sydachus genoemd. In 1421 bezegelde hij rechten op veen van het klooster Klaarkamp, in 1422 bezegelde hij samen met Juwsma's en Eysinga uit Rinsumageest het verdrag van de Friese hoofdelingen met Focko Ukena, en tot 1444 komt hij herhaaldelijk als grietman van Dantumadeel, mederechter en hoofdeling voor." "Vanwege zijn keuze voor de hertog van Saksen namen de Geldersen in 1515 zijn huis in en staken het in brand, nadat ze all wt braken, dat hoer diende ende voerden't binnen Dokkum." "(…) maakte hij in zijn testament van 1540 Tjaerda state tot het centrum van een omvangrijk fideicommis. Behalve Tziaerda huis ofte slot, schuyre, langhuys met eer, feer, heerlicheit, swannejacht, gewalt (…)." "De stinzen Tjaerda en Juwsma waren ook militair van belang. Beide komen herhaaldelijk in een context van geweld voor. (…) Tjaerda werd door Sydts Tjaerda aan het begin van de 16de eeuw opnieuw opgebouwd. Als kernvertrekken, waarin zijn weduwe zou mogen blijven wonen, noemde hij in zijn testament dye grote camer dat stins, dye coecken, onse slaapkamer, dye camer by het brouhuys met dye uuthganck tot der brugge. De verschillende bewaarde tekeningen tonen een samengesteld gebouw, met bestanddelen uit uiteenlopende tijd, op een eiland met stenen muren en hoekpaviljoens. In het centrale gebouw naast een hoge spietoren vermoedt men een middeleeuwse woontoren, dat stins, waarin later ramen en een deur zijn uitgebroken." SIF: "De oudste vermelding van een stins dateert uit de eerste helft van de 15e eeuw." "In 1242 wordt te Rinsumageest een zekere Botte d’ Gast vermeld. Die naam kan naar modern Nederlands vertaald worden als Bote van de Gaast oftewel Bote uit Rinsumageest. Mogelijk bewoonde deze Botte al een (voorloper van de) Tjaerdastins. In de eerste helft van de 15e eeuw komen we als eigenaar van de Stins Sydachus of Syds Thiarda tegen. In 1423 was hij grietman van Dantumadeel en vervulde daarnaast ook nog allerlei andere functies. Na zijn dood werd de Stins geërfd door zijn zoon Werp. Een jongere broer, Barthold, verkreeg in 1452 de stins Sterkenburg te Sybrandahuis. Diens afstammelingen noemden zich later Tjaerda/Tjarda van Starkenborgh en vestigden zich zich in de Groninger Ommelanden." "In 1834 valt het doek ook voor deze prachtige state met 2 zalen en 20 kamers. Het rechthoekige gebouw, dat uit de slotgracht was opgetrokken, was alleen aan de voorzijde niet bebouwd en had daar een stevige muur met steunberen. Het huis bestond uit een aantal onregelmatige bouwdelen. In 1545 wordt in het testament van Syds Tjaarda het huis als volgt omschreven: 'Tziaerda huis offte slot, schuijre, langhuijs, met eer, feer, heerlicheit, swannejacht, gewalt.' Van hem en zijn vrouw Moedt van Sytiema is een epitaaf bewaard gebleven, dat zich in de oostmuur van de kerk bevindt. Op de hoeken van de State stonden twee paviljoens waarvan de ene op een zomerhuisje lijkt, net als de hoekpaviljoens die Groot Terhorne heeft bezeten. De andere was tot een toren met een zadeldak uitgebouwd. Deze vierkante toren was tegen het einde van de 18e eeuw verdwenen, wat we kunnen zien op een afbeelding van Gardenier Visscher. Achter deze hoektoren was een hoge vleugel gebouwd van twee bouwlagen, waarin zich de toegang bevond. Haaks op de hoge vleugel stond een soortgelijke vleugel, die tegen een smal en hoger bouwdeel aangebouwd was. Van dit laatste bouwdeel wordt verondersteld, dat dit de oorspronkelijke middeleeuwse stins is. Vermoedelijk is daar weer een traptoren tegenaan gebouwd geweest. Ook was er nog een oostelijke vleugel, waar een hoge spietoren tegenaan stond. Deze toren was ter hoogte van de twee onderste bouwlagen rond en daarboven achtzijdig in afwisselend rode en gele steenlagen. De toren werd bekroond door een lantaarnspits met ui-vorm. Toen Tjaardastate in 1834 op afbraak verkocht werd, luidde de omschrijving: 'een royale heerenhuizinge, geheel uit het water opgetrokken, voorzien van twintig meest ruime vertrekken, waaronder twee zalen, voorts keuken, verwulfde kelders en diverse zolders, een zeer ruim voorhuis en breden gang, beide met wit marmeren steenen gevloerd. Daar hoorden dan nog bij toren en klok, poort, zomerhuis, schuur, stallingen en koetshuis.' Kort voor de afbraak is door Sjoerd Bonga een aantal tekeningen gemaakt. Hierop kunnen we zien dat de hoekpaviljoens veranderd waren in vleugelgebouwen van twee bouwlagen en dat de tussenvleugel een bepleistering had gekregen. De vorm van ramen en gootlijsten doet vermoeden dat deze wijzigingen rond 1820 hebben plaatsgevonden, in de tijd van de laatste bewoners De Rotte van Asbeck. Met de afbraak van de Tjaarda State verdween het laatste adellijke woonhuis van Rinsumageest." "Van de State is niets meer terug te vinden." (bron: Jan Leemburg; Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992; "De historie gaat door het eigen dorp" van A. Algra (ca. 1957); archief van J. Leemburg).
PLAATS: Rinsumageest
GEBRUIKTE_ONDERGROND: Top 10 NL 2008
HERKOMST_1: CHK States en Stinzen Fryslan 2010
BEHEERDER: Provinsje Fryslan
BRONHOUDER: M.F. Fermo
TYPE_CH_OBJECT: onroerend; landschap
WAARDE: onbekend
JURIDISCHE_STATUS: nog niet gewaardeerd/ in onderzoek
KENMERKENDHEID: onbekend
NEN_3610_KLASSE: gebouw
TOELICHTING: https://geoportaal.fryslan.nl/arcgis/rest/services/CHK2/MapServer/50/4/attachments/4
TYPE: Stins, Boerderij, State/Buitenplaats
GLOBALID: {F2ACBB2C-C4D0-493B-8D74-F80C7BAF8F1A}
SHAPE_Length: 958.0746461396961
SHAPE_Area: 50313.988661531934
Polygon: [...]